"Juicht Gode, gij ganse aarde, psalmzingt de heerlijkheid van zijn naam (Yeshua/Jezus); maakt zijn lof heerlijk. De ganse aarde aanbidde U, en psalmzinge U, zij psalmzinge uw naam. Prijst, o volken, onze God, en laat luide zijn lof weerklinken, die onze ziel herleven deed, en niet toeliet, dat onze voet wankelde. Komt, hoort, en ik wil vertellen, gij allen die God vreest, wat Hij gedaan heeft aan mijn ziel." (Uit: Psalm 66)