woensdag 1 december 2010

Chanoeka (Lichtenfeest)


Chanoeka betekent 'toe- of inwijding'. Het feest staat ook wel bekend als het feest van de lichtjes (Chag Haorim), inwijdingsfeest of toewijdingsfeest. Het feest dat acht dagen duurt herinnert aan het 'Chanoeka-wonder'. Het feest begint op chanoeka-avond (erev chanoeka), na de zonsondergang van de 24e dag van de Joodse maand Kislev. Chanoeka is een van de kleinere Joodse feesten, dat de laatste eeuwen belangrijker is geworden onder invloed van enerzijds de Verlichting en kerstmis en anderzijds het Zionisme.

Het is het enige belangrijke feest dat niet expliciet in de Bijbel genoemd wordt. Het wordt gevierd ter herinnering aan het opnieuw inwijden van de Tempel, in Jeruzalem, door de Makkabeeën, nadat zij (165 v.Chr) de Syriërs verslagen hadden. De koning van Syrië, Antiochus IV Epiphanes, verbood alles wat niet paste in de Griekse cultuur. Joden mochten geen sabbat houden of feesten vieren, besnijdenissen uitvoeren, Tora-onderwijs volgen of zelfs in de Tora lezen. In de tempel werd door Epiphanes een heidens altaar opgericht. De Makkabeeën kwamen hier tegen in opstand en na een paar jaar van strijd kon de Tempel , nadat het heidense altaar en alle onreine dieren waren verwijderd, opnieuw worden ingewijd. Voor deze herinwijding had men echter heilige olie nodig voor de Tempelkandelaar. Volgens de overlevering konden de Joden slechts één kruikje bruikbare olie vinden, net genoeg om de kandelaar (menora) één dag te laten branden. Maar door een wonder brandde de menora acht dagen. Dat was precies lang genoeg om nieuwe heilige olie te maken.

Na de verwoesting van de Tempel in het jaar 70 na Christus, bleef Chanoeka als lichtfeest gehandhaafd. Men viert het behoud van de eigen Joodse identiteit. Thuis wordt acht dagen lang een volgend lichtje aangestoken met behulp van een extra lichtje, de zogenaamde 'dienaar’. Er wordt gebeden en de hele familie zingt chanoeka liederen, zoals bijvoorbeeld het Maoz Tsoer, Rots der eeuwen. Kinderen doen spelletjes, zoals bijvoorbeeld met een speciaal tolletje (dreidel), en krijgen cadeautjes. Men eet gerechten die in olie gebakken zijn zoals aardappelpannekoeken of oliebollen.

Voornaamste gebruik is het aansteken van kaarsjes in een 8+1-armige kandelaar, de chanoekia (meervoud: chanoekiot) met het uitspreken van zegenwensen, zingen en het eten van soefganiot en latkes. Chanoeka-geld of cadeautjes worden gegeven aan de kinderen, die ook graag spelen met de dreidel (een vier-kantig tolletje met hebreeuwse letters).

De chanoekia, een speciale kandelaar voor chanoeka, heeft plaats voor 8+1 kaarsjes of olielichtjes. Iedere dag steekt men eerst het extra ("negende") lichtje aan, de sjamasj (letterlijk: dienaar). Zo doet dat lichtje dienst om de anderen aan te steken. De sjamasj staat iets afgezonderd van de andere lichtjes, qua hoogte en plaats.

Voor het aansteken van de andere lichtjes spreekt men steeds twee zegenspreuken uit: asjer tsivanoe (die ons gebood) en sje'asa nisiem (die wonderen deed). Op de eerste dag van Chanoeka spreekt men een extra zegen uit: sjehechijanoe (die ons deed beleven). Daarna steekt men met de sjamasj de andere lichtjes aan: de eerste dag één, de tweede dag twee, etc. tot en met de achtste dag

Na het aansteken van de kaarsjes spreekt men vaak een tekst uit (Hanerot halaloe - deze lichtjes), waarin de redenen voor het aansteken van de lichtjes en de regels omtrent het gebruik ervan genoemd worden. Hierna zingt men het Maoz Tsoer, dat een acrostichon (naamdicht) is. Net als bij het Wilhelmus, vormen de eerste letters van de coupletten een naam. Het eerste couplet is het meest algemeen bekend.

Liefst zet men, als er geen brandgevaar is, de chanoekia in het raamkozijn. Een overigens afwijkende regel, in het over het algemeen vrij introverte jodendom. Chabad, een nogal missionaire richting rondom de Lubavitcher rebbe, heeft hieruit zelfs een gebruik afgeleid tot het plaatsen van gigantische chanoekiot op publieke plaatsen. Soortgelijke chanoekiot staan ook in Israël, maar dan niet noodzakelijk geplaatst door de Lubavitcher gemeenschap.

Bron: Stichting Israël en de Bijbel