VN topfunctionaris noemt Joodse huizen in Judea en Samaria illegaal, maar in werkelijkheid is het illegaal om Joden het recht om te bouwen te ontzeggen.
Oscar Fernandez Taranco, assistent secretaris-generaal van de VN voor Politieke Zaken, herhaalde maandag de propagandistische uitspraak, dat de bouw van woningen voor Joden in de gebieden die de Palestijnen opeisen, een schending is van het internationale recht. Taranco reageerde op Israël’s goedkeuring van slechts 240 appartementen in de noordelijke wijk van Jeruzalem Pisgat Ze’ev.
Het betitelen van zo'n bouwproject als een schending van het internationale recht is al tientallen jaren een favoriete tactiek van Israël's tegenstanders. In feite schildert het Israël af als een internationale crimineel, waardoor elk onrecht door de andere partij wordt verontschuldigd of gerechtvaardigd, en Israël permanent de schuld krijgt van de tekortkomingen van het vredesproces.
Omdat het een crimineel is, moet Israël altijd de eerste, zo niet de enige, hindernis voor vrede zijn.
Maar is Taranco’s bewering juist? Schendt Israël werkelijk de in steen gebeitelde wetten door Joden woningen te laten bouwen in gebieden die de Palestijnse Arabieren opeisen?
De realiteit is, dat de VN of een ander orgaan geen enkele wet heeft aangenomen die Israël verbiedt woningen voor Joden in Judea, Samaria, Gaza of de oostelijke helft van Jeruzalem te bouwen. Zeker, de VN heeft er bij diverse gelegenheiden over geklaagd en geëist, dat Israël stopt met de bouw van dergelijke woningen, maar die klachten en eisen vormen geen recht.
De Arabieren wijzen graag op resolutie 242 van de VN Veiligheidsraad als rechtvaardiging voor beweringen, dat Israël de wet overtreedt. Maar resolutie 242, geschreven in de nasleep van de Zesdaagse Oorlog van 1967, erkende dat Israël was aangevallen, en riep de Joodse staat op ter wille van de vrede enige gebieden op te geven, niet alle gebieden, die het in de oorlog had ingenomen.
Lord Caradon, de-Britse afgevaardigde naar de VN in de jaren 1960 en één van de opstellers van resolutie 242, verklaarde naderhand, "We hebben niet gezegd dat er een terugtrekking tot aan de grens van '67 moet komen; we hebben er niet 'de' in gezet, we hebben bewust niet 'alle' gebieden gezegd".
In feite zei Lord Caradon dat het "waanzin" voor Israël zou zijn om ooit het geheel, dat we kennen als de "Westbank", op te geven
Tijdens de late jaren 1960 en de daaropvolgende tien of twintig jaar, was het de heersende internationale mening, dat het voor Israël verstandig zou zijn om concessies te doen voor bepaalde stukken grond terwille van een duurzame vrede, maar dat het zeker niet illegaal was voor Israël om in Judea en Samaria aanwezig te zijn of te bouwen.
Het moet worden opgemerkt dat de meeste Israëliërs er voorstander van zijn, de Palestijnen het grootste deel van Judea en Samaria te geven voor een staat, en alleen die delen te behouden waar nu Joodse steden bestaan, wat neerkomt op slechts 1,7 procent van het grondgebied.
Aangezien het argument van resolutie 242 bij nauwkeurig onderzoek duidelijk niet standhoudt, willen de Arabieren en andere tegenstanders van Israël terugvallen op de Vierde Conventie van Genève, opgesteld na de Tweede Wereldoorlog om de behandeling van bezette bevolkingen in toekomstige conflicten te regelen.
Artikel 49 van het verdrag, dat bovengenoemde critici van Israël aanhalen, verbiedt "massale gedwongen verplaatsing" van beschermde burgerbevolkingen. Het verbiedt tevens de verplaatsing van eigen burgers van de bezettende macht naar de bezette gebieden.
Morris Abram, de voormalige Amerikaanse ambassadeur bij de VN in Genève, die aanwezig was bij de Neurenberg-processen waar de Vierde Conventie van Genève werd uitgewerkt en er op wijst dat hij goed bekend is met de "wetgevende intentie" van het document, zegt dat het geldt voor gedwongen verplaatsingen op soeverein grondgebied, en daarom niet kan worden toegepast op Israëlische nederzettingen.
Sinds de val van het Ottomaanse Rijk zijn Judea en Samaria nooit iemands soevereine grondgebied geweest. Maar er was een wet in de boeken die iemands soevereine claim op deze gebieden erkent, en deze wet blijft juridisch afdwingbaar.
Het Britse Mandaat voor Palestina van 1922, waarvoor twee jaar eerder in San Remo de basis voor het eerst werd geformuleerd door de Volkenbond, erkent duidelijk de Joodse claim op soevereiniteit over deze gebieden.
Dat document was en is nog steeds juridisch bindend, en het werd opnieuw bekrachtigd toen de Volkenbond werd omgevormd tot de Verenigde Naties. Het is dus een wet die tweemaal is bevestigd door de internationale gemeenschap. Met andere woorden, het is internationaal recht. En het is nog nooit weerlegd.
Het is in deze kwestie een feit, dat Taranco en anderen eigenlijk het internationale recht schenden door Joden het recht te ontzeggen om in deze gebieden te bouwen.
English version article: UN again misrepresents international law in criticism of Israel
Zie ook ons artikel: Resolutie 242 & 'Internationaal Recht' ?